Verhalen
Op deze Pagina zijn ingrijpende en waargebeurde verhalen te lezen. Kinderen die van jongs af aan gepest en getreiterd worden. Niet wetend waar ze heen moeten of wie ze kunnen vertrouwen. Deze kinderen zullen hun hele leven een litteken met zich mee dragen van wat hen onterecht is aangedaan. Leef je in en kruip zelf eens in de huid van iemand die gepest wordt. Hopelijk komen mensen door het lezen van deze verhalen tot besef wat pesten met iemand kan doen en hoe verschrikkelijk het is.
Onzekerheid
In groep 5 van de basisschool ben ik het hele jaar gepest, en waarom? Ik weet het niet, gewoon, omdat ik niet bij de groep mocht. Pesten doet een hoop met je, het boort je als persoon de grond in. Ik was voor die tijd ook geen meisje die heel uitbundig was, ik was een rustig meisje, maar sinds het jaar dat ik gepest ben, zei ik bijna niks meer. De enige plek waar ik mezelf kon zijn, was thuis, alleen thuis was ik iets uitbundiger. Doordat ik gepest ben, ben ik heel onzeker geworden, over alles: zie ik er wel normaal uit? Ben ik dik? Ben ik lelijk? Klopt het wel wat ik zeg? Vragen ze mij nog expres wat zodat ze weer wat kunnen roddelen? Waarom kijken ze zo en fluisteren ze, gaat het over mij?
Begin groep 6 ben ik toen naar SOVA-training gegaan, daar heb ik geleerd meer voor mezelf op te komen, maar ik bleef heel onzeker. De onzekerheid kwam ook naar voren als de juf/meester mij wat vroeg, dan kreeg ik al een rood hoofd, bang om iets verkeerds/fout te zeggen. In de tijd van mijn pesten had ik een beste vriendin, zij was de enige die mij niet pestte. Wij fietsten ook altijd samen naar school, eind groep 7 vertelde ze mij dat ze volgend jaar, alleen met haar zusje wilde fietsen omdat, dat het laatste jaar was. Toen mijn beste vriendin dat vroeg, vond ik dat heel begrijpelijk. Na de zomervakantie ging ik dus niet met mijn beste vriendin fietsen, maar met mijn zusje en moeder. Op den duur zag ik haar fietsen, maar niet met haar zusje maar met een ander klasgenootje. Ik voelde me door haar heel erg in de steek gelaten, de enige echte vriendin die ik had, liet me uit eindelijk ook in de steek. Ik was dan ook blij dat toen ik naar de Middelbare ging, dat ik mijn basisschool periode kon afsluiten, een nieuwe start!
Die nieuwe start, was voor mij heel spannend, ik ging naar een middelbare school waar niemand van mijn basisschool heen ging. Het was dus echt een compleet nieuwe start! Eén meisje die bij mij in de klas zat, kende ik, en ze was ook wel aardig. In het begin van de middelbare school was ik nog steeds er verlegen en onzeker, in de klas zei ik ook bijna niks. Langzaam werd die onzekerheid minder, en steeds meer bloeide ik op. Eind de vierde klas was ik heel ander persoon, ik was niet de drukste in de klas, maar had wel mijn mondje bij me.
Dat ik was opgebloeid, wil niet zeggen dat ik van mijn onzekerheid af ben. Ook nu nog voel ik me nog wel is onzeker, maar dat wordt steeds minder, en ik leer er mee omgaan. Ik heb nu vrienden die me volledig accepteren zoals ik ben. Ze vinden me aardig en betrouwbaar, en ik vind dat super fijn om te horen.
Ik had een fijne thuissituatie, ik kon mijn verhaal thuis kwijt, mijn ouders zagen het ook als er iets was.
Dit kan echter ook anders zijn, niet iedereen heeft een fijne thuissituatie. Het is heel belangrijk dat als je gepest word, er met mensen over te praten! Het maakt eigenlijk niet uit wie: de juf, vertrouwenspersoon van het werk, vriend(in), partner, ouders, een maatschappelijk werker, maar praat erover!!
Waarom?
Vrijwel iedere dag vraag ik me nog af waarom ik zo getreiterd ben, het heeft me zo verschrikkelijk beschadigd dat ik nu heel erg ziek ben. Ik heb nooit iemand iets gedaan, of ben nooit vervelend geweest. Toch moest iedereen mij hebben…
Mijn vader vond het mooi dat ik het zelfde kapsel kreeg als dat hij had (stekeltjes) ook kreeg ik joggingbroeken en sweaters van hem. Ik zag eruit als een jongen, mensen die mij niet kenden dachten ook dat ik een jongen was. Dat was natuurlijk grappig, op de peuterspeelzaal en in de kleuterklas werd ik daarmee geplaagd. Na de scheiding van mijn ouders heeft mijn moeder onmiddellijk andere kleding gekocht en mijn haar laten groeien. Toen ik zes was ging ik er eindelijk uitzien als een meisje, met staartjes en een jurkje…zoals ieder ander.
Ik was een heel verlegen en lief meisje, maar anderen namen me dat blijkbaar niet in dank af, in plaats van beter ging het alleen maar slechter. Ze stalen mijn spullen, en maakten ze kapot, ze sloopten mijn fiets, en schreven mijn schriften vol met hele nare dingen zoals “Ik wou dat je dood was”. In de pauze was het een hel, jongens uit hogere klassen die broertjes of zusjes in mijn klas hadden treiterden mij ook. Ze sloegen mij in elkaar, duwden mij van klimrekken af waarbij ik toen mijn arm brak, ze zaten mij achterna en duwden mij in de modder, of in de prikstruiken. Ze hebben mij een keer opgesloten in de WC waar ik een uur in heb vastgezeten, ze hebben met vastgezet aan een boom met een springtouw en gooiden stenen naar mij. Ze spuugden naar me, en in de klas schopten ze mij onder de tafel, zaten ze mij uit te lachen vanwege de trui die ik droeg, en na schooltijd gingen ze mij achterna op de fiets, ik was heel erg bang, en ben vele malen van de fiets geduwd. Een keer kwam ik verkeerd terecht en kreeg ik het stuur in mijn oog, het zag er niet uit de dag erna. Ik zat onder de schrammen, wondjes en blauwe plekken. De littekens op mijn benen gaan niet meer weg en zitten er nog steeds, dat is heel lelijk als ik een modeshow moet lopen of een fotoshoot heb, dan schaam ik me.
Het heeft bij elkaar zo’n 16 jaar geduurd, mijn vader was niet goed voor me als ik thuis kwam, hij sloeg mijn moeder en boorde mij alleen maar de grond in. Op school werd ik verschrikkelijk getreiterd. Ik was nooit gelukkig, mijn moeder is blind en had het al heel moeilijk omdat ze met zo’n monster getrouwd was dus heb haar hier nooit iets over verteld, ze had al genoeg aan haar hoofd.
Ik heb alles altijd opgekropt, en heb er nooit over gepraat. Drie jaar geleden ben ik ingestort en kon ik niet meer. Ik zat zo in de knoop, en had zoveel verdriet. Ik voelde me een stuk vuil, niet gelijk aan anderen, ik voelde me vervreemd van anderen, het voelde alsof ik niets kon of ook maar ergens goed in was. Ik werd depressief, en zakte in ene heel diep gat. Ik wilde niet meer eten en kreeg anorexia, ik voelde me zo minderwaardig. Ik ging mezelf snijden, en heb geprobeerd zelfmoord te plegen door mijn auto met 80 km per uur tegen een boom aan te rijden. Iedereen heb ik wijsgemaakt dat het een ongeluk was door een mistbank in de bocht.
Ik ben nog steeds niet beter, en moet nog steeds zware therapie volgen omdat ik alles niet los kan laten. Mijn lichaam is ziek, en voel me net 80. De stoornis die ik heb is een angststoornis, ook wel bekend als ptss. Ik heb ook een sociale stoornis, ik ben bijvoorbeeld heel bang voor mensen die boos op mij zijn, ik durf geen confrontaties aan te gaan of te zeggen wat ik wil, allemaal uit angst dat mensen gemeen gaan doen, me gaan slaan of iets dergelijks. Ik doe alles om te vermijden dat mensen kritiek op mij hebben, of kunnen zeggen dat ik iets niet goed doe…daar wordt ik verdrietig van, en dan wil ik mezelf letsel toebrengen. Ik heb pas moeten stoppen met mijn HBO studie omdat ik het niet aan kon, ik sta 24 uur per dag onder stress en zet zo’n druk op mezelf dat het allemaal perfect moet. Mijn lijf is moe, en kan een half uurtje sporten zeer moeilijk volhouden. Ik ben bang voor andere mensen, ik ben bang dat weer het zelfde gebeurd als vroeger.
Ik ben nu druk bezig mezelf te vinden, en dit verleden een plekje te geven, maar soms vraag ik me af of deze wonden niet “te diep” zijn om nog te genezen. Er is nog geen dag geweest dat ik me echt bevrijd en echt oprecht gelukkig voelde….het voelt alsof ik letsel heb wat niet meer weggaat.
Ik moet medicijnen nemen om te kunnen functioneren, anders lukt het mij niet!
Vanaf de eerste schooldag
Waarom heeft niemand ooit wat gezien? En als ze het wel hebben gezien waarom heeft nooit iemand er wat aan gedaan. Dat zijn 2 vragen die ik mezelf elke dag nog stel.
Voordat ik naar de basisschool ging was ik een gelukkig kind alles was goed en ik was vrolijk en onbezorgd. Dat veranderde wel toen ik eenmaal naar school ging.
Op mijn eerste schooldag had namelijk iemand besloten dat ik raar was en daar was de rest van mijn klasje het mee eens. Puur en alleen omdat wij het thuis in die tijd niet breed hadden en ik daarom tweedehands kleding droeg.
Het begon allemaal vrij onschuldig, een beetje treiteren en buitensluiten. Daar kon ik best mee leven ik vermaakte me wel. Tot ik in groep 3 kwam toen werden de pesterijen erger, de hele dag werd ik uitgescholden vernederd en gekleineerd. Ook gewoon in de klas waar de docent bij zat die lachte er om en vond dat ik me aanstelde. Als we fruit gingen eten was altijd mijn tas weg of gewoon leeg. In de pauzes dreven ze me met een grote groep in een hoekje waar ze dan op me spuugden en rommel naar me gooiden want “zo leven zwervers” dat is wat ze zeiden. Dat is een zin die ik nooit meer zal vergeten. Rond 3 uur in de middag was ik standaard bang want ik wist dat de eindbel zo zou gaan. En dan moest ik alleen naar huis, wetend dat ik dadelijk klappen zou krijgen want ik werd hoe dan ook wel opgewacht door een groepje kinderen, waren het geen schoolgenootjes dan waren het wel kinderen uit de buurt. Deze angst maakte dat ik op school bleef wachten net zolang tot de conciërge me er uit stuurde. Dit eindigde dan weer in straf van mijn moeder omdat ik veel te laat thuis was.
Thuis was het trouwens niet veel beter want waar ik nu 2 handen op 1 buik ben met mijn zus heeft ze er vroeger voor gezorgd dat het beetje eigenwaarde wat ik had ook wel werd weggevaagd. Volgens haar was ik dik en lelijk en ooit heeft ze me gezegd dat ik het niet verdiende dat iemand ook van mij hield. Omdat deze woorden van mijn zus kwamen geloofde ik ze ook. Waarom zou ze me voorliegen? Dan zou ik inderdaad wel een lelijk dik kind zijn. De hele pestperiode heeft denk ik 10 jaar geduurd. Van de nasleep heb ik helaas nog elke dag last.
In de 2e klas van het VMBO was ik het zat. Niemand zou mij ooit nog weer zo kwetsen dus veranderde ik in een monster. Ik werd agressief en dan bedoel ik niet een beetje. Nee, ik viel je al aan als je alleen maar naar me keek. Vrienden had ik niet want ik kon geen mensen meer vertrouwen. Ik wou niet meer voelen dus verdoofde ik mezelf met drank en drugs. Elke dag was ik onder invloed van iets. Eten wou ik niet want ik was te dik. Naar school wou ik helemaal niet want dat associeerde ik met wat slechts. Je kan begrijpen dat ik deze leefstijl ook niet lang kon volhouden en inderdaad een jaar later stortte ik in, ik moest voorkomen omdat ik nog leerplichtig was. Dit is uiteindelijk mijn redding geweest want ik moest in therapie. Ik heb 4 jaar in therapie gezeten. Voordat ik weer een beetje van mezelf kon houden. Dat ik weer durfde te eten en in de spiegel kon kijken zonder van mezelf te walgen.
Nog steeds heb ik het moeilijk als iemand een grapje maakt ten koste van mij in het bijzijn van een grote groep want dan is daar even weer die onzekerheid. Zullen ze zich álweer tegen me keren?
Van gepest worden naar pester
Eigenlijk hoop ik dat je mij al lang vergeten bent, of, als je nog weet wie ik ben, dat je dan met plezier aan me terugdenkt. Niet dat ik dat verdiend heb, want ik heb je gepest…..
Je bent, voor zover ik het me kan herinneren, het enige kind dat ik gepest heb maar dat is niks om trots op te zijn verder. Toch wil ik je vertellen waarom ik je gepest heb maar voorál wil ik je op je hart drukken dat jij niets, maar dan ook helemaal niets gedaan hebt om het getreiter van mij en je andere klasgenoten in de zesde klas, die nu groep acht zou heten, te verdienen. Laat dat heel duidelijk zijn.
Je was een gewoon meisje, lief en opgewekt, je lachte veel, had problemen thuis met een strenge moeder die je niet spaarde en fysiek strafte. Dat wisten wij in de klas volgens mij allemaal, je was er open over en hoe lelijk en onterecht ook, het maakte je ook op school een slachtoffer.
Tot en met de vijfde klas heb ik niets te maken gehad met pesterijen aan jouw adres. Ik weet ook niet of je toen überhaupt te maken had met pesten. Wat ik wel weet is dat ik toen zelf gepest werd.
In de vierde klas kwam ik op school, bij jou in de groep, een combinatie van klas vier, vijf en zes. Allemaal Amsterdamse kinderen uit buurten die werden afgebroken. Grote, ruwe kinderen, met een Amsterdams accent, soms al met make-up, hoge hakken en korte rokken, die toen in de mode waren.
Mode. Iets waar ik tot dan toe niets van wist, niets van begreep, niet snapte dat dat er toe deed. De kinderen waren allemaal heel anders dan de zachte Amsterdam-Zuid kinderen van de Monterssorischool waar ik vandaan kwam en waar nooit werd gelet op wat voor kleren je aanhad. Hier waren de kinderen ouwelijker, meer al volwassen en door de wol geverfd.
Ineens was ik ‘raar’ met mijn schapenwollen truien, geruite rokjes en opgelapte corduroybroeken. Uiterlijk, iets waar ik me tot dan toe nooit mee bezig had gehouden, was ineens belangrijk.
Bijna direct begonnen de pesterijen. En ik begreep er niets van. Nog nooit had ik er niet bij gehoord. Ik wist niet eens wat ‘er niet bij horen’ betekende. Nooit was ik gepest, ik had geen idee hoe ik er mee om moest gaan, sliep er niet van, had buikpijn voor ik naar school moest en was vaak ziek. Ik probeerde me zo veel mogelijk aan te passen, ging praten met het accent wat ik, opgroeiend in Amsterdam, nooit gebruikt had en waar ik nu nóg niet vanaf ben en deed zo veel mogelijk om niet uit de toon te vallen zonder helemaal mee te doen. Ik schipperde tussen mezelf zijn en vooral niet anders zijn dan de anderen.
Ik was bevriend met zowel de populaire meisjes als met de niet populaire meisjes, ging volksdansen ondanks dat ik er om uitgelachen werd en leerde hoe ik me moest verdedigen: Door mee te lachen. Humor als verdedigingsschild én als wapen. De oude, valse nicht in mij werd toen, in die tijd, geboren.
Niet dat het hielp tegen de scheldpartijen, het buitensluiten, de soms fysieke aanvallen van kinderen waar ik doodsbang voor was of de telefoontjes waarbij niets werd gezegd als ik opnam en waarvan ik wist waar ze vandaan kwamen. Zó gemeen. Humor was daar niet tegenop gewassen maar het hielp me in ieder geval mijn masker op te houden zonder te breken. Ik vond de drie jaar op de lagere school, na mijn verhuizing naar het splinternieuwe Almere, een survivaltocht in een onbekende, geboobytrapte jungle. Vreselijk.
En toen zat ik zelf in de hoogste klas. De zesde. En ineens hoorde ik bij de sterke, grote kinderen. Er werd naar me opgekeken en er werd geluisterd. Voor het eerst op deze school had ik het gevoel dat ik iets voorstelde. Deels ten koste van jou.
Ik had beter moeten weten Anita. Veel beter dan mee te lachen als jij gepest werd. Wat had ik meteen een spijt toen ik jou op een dag, onder aanmoediging van de klas, met water begoot terwijl jij aan je tafeltje zat. Het betekende onmiddelijk het einde van mijn carriere als treiteraar maar jouw vernedering toen, heb ik op mijn geweten en geloof me, als ik er aan denk, aan het verdriet op je gezicht, je ‘waarom’ vragende blik, de moedeloosheid in je afhangende schouders, dan ga ik kapot. Toen al en nu nog.
Nooit ben ik meer gepest. Nooit héb ik meer gepest. Deze ene pestcampagne was voldoende om me een keiharde les te leren. Dat dat over jouw rug moest gebeuren spijt me tot op de dag van vandaag.
Toen ik zestien was en jij vijftien, deden we samen kindervakantiewerk. Je was zoals gewoonlijk lief, gezellig en vrolijk. Na een paar dagen samenwerken bracht ik ons verleden op de basisschool ter sprake. Je herinnerde het je nog wel maar niet zo heftig als ik. Er waren wel ergere dingen gebeurd zei je en dat ging dwars door me heen. Ik heb mijn spijt betuigd, je hebt me vergeven, daar in de knutseltent. Je stelde het op prijs dat ik er over begonnen was en we hebben elkaar omhelsd.
Nu heb ik een dochter. Een prachtig kind. Slim, mooi, lief. En toch wordt ze buitengesloten. Niet of nauwelijks op feestjes gevraagd, gestompt, om niks. ze heeft vaak buikpijn en huilt op zondag omdat het de volgende dag maandag is.
Ze doet niets om dit te verdienen.
Net als jij toen Anita.
Precies als jij.